Er is iets geks aan de hand. Ondanks dat het voor ons allemaal goed is om wat gezonder te gaan eten, wordt gezond eten nog steeds gezien als iets geks, extreems en vooral iets ongezelligs. Dat gezonde imago is iets waar je je keihard tegen af moet zetten met foto’s van gigantische porties friet op social media en minachtend commentaar op diegenen die van thuis een salade als lunch meebrengen naar de kantine.

Je zult maar worden gezien als een van die ongezellige gezonde mensen. Mensen die door hun leefstijl wel heel oud worden, maar vast ook heel erg ongelukkig. Hoe leuk kan een leven zijn waarin je volkorenbrood en broccoli eet, het koekje bij de koffie afslaat, en in de kroeg zielig aan een tafeltje een alcoholvrij biertje drinkt, terwijl de rest ladderzat en diepgelukkig op de tafels danst?

Hoe leuk kan een leven zijn waarin je volkorenbrood en broccoli eet, het koekje bij de koffie afslaat?

Nou, ik heb zo’n leven. Ik eet al zo’n 20 jaar gezond. Niet om zieltjes te winnen, te pochen of te overtuigen. Nee, gewoon, omdat het goed is voor mijn lichaam en geest.

Ik wist niet dat je ‘te goed’ kon zijn in je keuzes voor een gezonde leefstijl. Zo perfect dat je de frustratie van anderen over je afroept. Zo schreef Asha ten Broeke in een Volkskrant column genaamd “Eten als zonde” dat het mensbeeld van mensen die pleiten voor gezonde voeding zo mechanistisch is. Gezond eten zou volgens haar vreugdeloos zijn.

Gezond eten zou vreugdeloos zijn.

Hoe anders is mijn perceptie van mijn eetgedrag. Ik eet elke dag wat ik het allerlekkerste vind. Dat is ook altijd een gezonde keuze. Ik vind het namelijk niet lekker om iets te eten waarvan ik weet dat het mijn risico op darmkanker (bewerkt vlees), overgewicht (frisdrank) of hart- en vaatziekten (roomboter) verhoogt. Ik ‘geniet’ niet van een diepvriespizza na een lange dag werken. En het is voor mij geen feest om een bak Ben & Jerry’s ijs leeg te eten.

Want dat is het algemene idee. Dat iedereen de hele tijd tegennatuurlijk bezig is als hij of zij gezonde keuzes maakt. Dat iedereen het liefst fast food naar binnen propt (want: feestelijk), en iedereen een hekel heeft aan spruitjes (want: gezond en dus vies). En dat het een ultieme verwennerij is om, zoals Asha schrijft, patat te eten omdat het doet denken aan betere tijden, pannenkoeken om te troosten en pizza omdat het bevrijdend is om de controle los te laten.

Ik dacht heel lang dat het aan mij lag. Ik ging bijna denken dat ik echt gelukkiger zou worden als ik minder gezond ging eten. Dus probeerde ik het. Ik at wel het koekje bij de thee, nam een slokje rode wijn, en warmde zelfs voor het eerst in mijn leven een diepvriespizza op⁠ — tot grote vreugde van mijn vriend. Maar het beloofde effect bleef uit. Ik werd niet gelukkiger of gezelliger, en voelde me niet getroost of bevrijd.

Ik ging bijna denken dat ik echt gelukkiger zou worden als ik minder gezond ging eten.

Wat blijkt: er bestaan gewoon mensen zoals ik voor wie het geen moeite kost om genoeg groenten te eten. Die zonder mopperen koek, snoep en snacks laten staan en hummus dip lekker en feestelijk vinden. Die zonder een gevoel van beperking elke dag opnieuw gewoon eten wat goed is voor hun lijf. En zich daarbij kiplekker voelen — én gelukkig zijn.

Maar dit soort ultragezonde mensen zijn er blijkbaar niet zoveel, als ik alle verbaasde reacties op mijn eetgedrag mag geloven. Misschien zijn ze uitgestorven door al het health shaming dat ze dagelijks meemaken. Laten we het al die mensen die zo graag iets gezonder zouden willen eten niet nog lastiger maken door hun meegebrachte tupperware bakje met gegrilde groenten belachelijk te maken en te doen alsof je alleen gelukkig wordt van pannenkoeken met spek. Straks denken ze nog echt dat het leven minder leuk is met broccoli en spruitjes.

Deze column verscheen eerder in VORK magazine.