Verschillende argumenten vliegen ons om de oren als we het over gezonde voeding hebben. Vaak verschillen de argumenten tussen voedingsexperts en -leken nogal:
Voedingsleken: “voor mij voelt het goed om glutenvrij te eten, ik heb nooit meer darmklachten.”
Voedingswetenschappers: “uit onderzoek blijkt dat glutenintolerantie slechts bij 1% van de Nederlanders voorkomt, de rest heeft geen last van gluten”
Of:
Voedingsleken:die superfoods maken echt dat ik me gezonder voel!”
Voedingsexperts: “superfoods zijn onzin, het gaat om je hele voedingspatroon wil je gezonder worden”
In deze blog probeer ik erachter te komen hoe het onbegrip tussen beide partijen tot stand komt en hoe daar in de toekomst rekening mee gehouden kan worden.

Wat wordt verstaan onder voedingsexperts en voedingsleken?

Expert betekent volgens de Van Dale deskundige1. De Free Dictionary vult daarop aan dat een expert iemand is met een hoge mate van vaardigheid in of kennis over een bepaald onderwerp2. Een leek wordt door de Van Dale aangemerkt als iemand die van een bepaald vak weinig of geen verstand heeft3 of zoals de Free Dictionary4 het kortweg aangeeft: een niet-professional.

In de voedingswereld verstaan we onder experts vaak voedingswetenschappers, voedingsdeskundigen en diëtisten. Zij zijn geschoold in voedingswetenschappen en volgen bijscholingen om hun kennis up-to-date te houden. Onder voedingsleken verstaan we dan de mensen die misschien wel geïnteresseerd zijn in voeding en veel lezen, maar die niet een opleiding in de voedingswetenschappen of diëtetiek afgerond hebben.

Mate en niveau van kennis over voeding zorgt dus voor het verschil tussen voedingsexperts en voedingsleken. Maar is die grens wel zo strikt te trekken?

Hoe komen voedingsexperts en -leken elkaar tegen?

Voedingsexperts en -leken komen elkaar tegen in verschillende situaties: discussieprogramma’s op tv, forums op internet of als een cliënt bij de diëtist in consult is. Op die momenten reageren beide partijen op elkaar, wat we interactie noemen. In interactie tussen voedingsexperts en -leken gaat het (impliciet) vaak om advies geven en advies ontvangen.

Interacties zijn goed te bestuderen met behulp van discourse analysis en conversatie-analyse. Deze methodes analyseren gesprekken, waarbij de focus ligt op het gebruik van de taal, wat mensen doen door wat ze zeggen5,6. Hierbij worden uitsluitend van nature voorkomende gesprekken (zowel verbaal als schriftelijk) geanalyseerd, waarin juist het op elkaar reageren heel precies bestudeerd wordt.

Wat is er aan de hand tijdens advies geven?      

In de interactie tussen voedingsexperts en -leken gebeurt iets wanneer er (impliciet) advies gegeven wordt. Heritage & Sefi (1992) hebben het fundament gelegd voor onderzoek hierna door middel van conversatie-analyse7. Zij ontdekten dat het epistemische dilemma het kernprobleem vormt in deze specifieke vorm van interactie.

Epistemisch wil zeggen betreffende of betrekking hebbend op kennis8. Ik zal dit nog-nooit-van-gehoord-en-ik-begrijp-het-niet-begrip proberen uit te leggen aan de hand van een voorbeeld: jouw vriendin vertelt jou rond lunchtijd dat je honger hebt. Dit is gek, want jij hebt als enige de ‘epistemische autoriteit’ om dit te weten. Deze autoriteit verschuift echter als je jouw vriendin eerder al verteld hebt dat je altijd honger hebt rond lunchtijd. Tussen personen kan er dus een verschil bestaan in kennis over bepaalde onderwerpen.

Bij advies geven kan dit ook voor komen. Zeker als je advies gaat geven over eten kun je als diëtist niet alles weten van de cliënt. Immers, wie weet het beste wat de cliënt al geleerd heeft over voeding en waarom bepaalde voedingsadviezen niet ter harte zijn genomen? Bewustzijn van het epistemische dilemma zou de diëtist moeten sturen om advies te geven zonder de kennis of competenties van de cliënt te ondermijnen. Dit is van belang, omdat het advies anders niet opgevolgd wordt. Hiermee rekening houden is echter makkelijker gezegd dan gedaan…

strijd om de voedingsfeiten

Verborgen moraliteit

Als advies niet opgevolgd wordt, spreken we van weerstand. Weerstand betekent een mismatch tussen het advies dat gegeven wordt en de wens van de ontvanger9. Dit kan ontstaan doordat een cliënt bijvoorbeeld al veel van het onderwerp af weet en/of suggesties al uitgeprobeerd heeft. Echter, zolang de cliënt in de interactie aan kan geven wat de reden is dat zij een advies niet gebruikt, kun je de weerstand gebruiken als extra informatie. Immers, met deze informatie kan een veel persoonlijker en effectiever advies opgesteld worden.

Weerstand kan helaas ook negatief uitpakken. Vaak gebeurt dit wanneer de expert met het advies impliciet zegt dat het huidige gedrag ongezond of onjuist is9, 10. Op deze manier verandert gebrek aan kennis in iets dat moreel controversieel is11. Het advies ‘beschuldigt’ de cliënten er indirect van dat zij bijvoorbeeld niet goed voor zichzelf zorgt of dat ze een niet-rationeel denkend mens zou zijn. De cliënt reageert hier dan op door haar (aan de moraal gerelateerde) eigen identiteit te ‘verdedigen’11.

Softe zorgen

Ditzelfde fenomeen zien we in expert-leken discussies over feiten. Denk aan de discussies waarin wetenschappelijke kennis over de opwarming van de aarde ontkent wordt, vaccins genoemd worden als oorzaak van autisme, en brood wordt gevreesd als dikmaker. Swierstra en Te Molder12 bestuderen soortgelijke discussies en ontdekken dat dit komt omdat de softe zorgen van mensen niet serieus genomen worden. Risico’s die wij in onze westerse samenleving als legitiem beschouwen zijn objectief, rationeel, neutraal en feitelijk. De softe risico’s daarentegen zijn subjectief, emotioneel en waarde gevoelig.

De uitleg van een risico is breed, namelijk de waarschijnlijkheid dat er iets onwenselijks zal gebeuren12. Mensen maken zich dan ook zorgen over een veel uitgebreider scala van waarden: veranderen van tradities, aantasting van privacy en bijvoorbeeld zelfbeschikking. Helaas zijn softe risico’s slecht te kwantificeren en worden daarom vaak afgedaan als niet bruikbaar binnen een rationele discussie. Tot slot ontbreekt het de softe risico’s vaak aan een duidelijke causale link tussen oorzaak en gevolg, waardoor niet duidelijk is wie precies waarvoor verantwoordelijk gehouden moet worden. Risicodebatten gaan daarom vaak over de harde meetbare impact op gezondheid, omgeving en veiligheid en niet over softe zorgen van mensen.

In discussies of debatten zien we die softe zorgen echter wel terugkomen, maar vaak afgezet als irrelevant en een privékwestie. De interactie wordt dan niet geholpen door als expert te zeggen: ­­dit zijn de feiten en hier moet je het mee doen13. Immers, de leek heeft de feiten (de epistemische autoriteit) over het eigen leven. Juist door te onderzoeken en bespreken wat de leek voor ‘eigen feiten’ heeft, kan de expert meedenken over hoe de feiten van de expert hierin passen. (Let op: bij dit proces wordt niet bedoeld dat de softe zorgen ook als ‘waar’ of ‘juist’ moeten worden aangenomen16.) 

Wie heeft gelijk?

De vraag wie gelijk heeft in dergelijke discussies is niet eenduidig te beantwoorden, maar vaak staat in discussies tussen experts en leken meer op het spel. Als we de uitspraken van bovenaan het blog er weer even bij pakken, dan kan het in het eerste voorbeeld zijn dat een leek een fijner gevoel heeft in de buik door minder gluten te eten, omdat bijvoorbeeld de fructanen in tarwe parten spelen. Door minder gluten te eten, eet je vaak ook minder tarwe. Dat ze waarschijnlijk geen coeliakie heeft, daar heeft de voedingswetenschapper weer gelijk in. In het tweede voorbeeld kan het zijn dat de voedingsleek meer vezels binnenkrijgt door het toevoegen van superfoods en zich hierdoor prettiger voelt. Daartegenover staat natuurlijk dat de voedingsexpert er gelijk in heeft dat superfoods alleen niet voor een gezonder voedingspatroon zorgen.

Doordat de verschillende beweegredenen niet duidelijk zijn en/of niet uitgevraagd worden kunnen discussies gemakkelijk escaleren. Uiteindelijk gaat het in voedingsdiscussies vaak niet (meer) om of product A werking B veroorzaakt. In deze discussie staat de identiteit van de discussiepartners op het spel, waarin zaken als ‘rationeel denken’, ‘het waargenomen gevoel’, ‘moeder zijn’, ‘expert zijn’ en ‘goed voor jezelf zorgen’ verdedigd worden.

Juist in deze discussies speelt het epistemische dilemma een centrale rol. Een feit is een feit en hier is niet meer over te onderhandelen en daardoor komt de leek tijdens de interactie in de problemen13. Om toch de eigen identiteit te verdedigen worden bijvoorbeeld andere feiten genoemd, wordt gerefereerd aan een situatie waarin het feit toch echt niet opgaat, worden feiten ondergeschikt gemaakt aan gevoelens en kunnen uitspraken als ‘wetenschap is ook maar een geloof’ tot uiting komen.

Wat kun je doen?

Als voedingsexpert kun je door te vragen proberen om achter de beweegredenen van een tegenargument te komen14. Mocht je een argument en/of een feitelijke bewering geven, laat dan ruimte over voor discussie. En wel op zodanige wijze dat de ander zich neer kan zetten als een weldenkend persoon, waar (terechte) zorgen getoond kunnen worden. Wees blij dat de voedingsleek niet alle voedingsfeiten zomaar slikt, dit betekent namelijk dat er goed over nagedacht wordt! Tot slot: wees je ervan bewust dat je zelf ook een identiteit aan het verdedigen bent, namelijk die van de expert. Het loslaten van het verschil in mening en begrip tonen is voor jou ‘interactioneel’ gezien waarschijnlijk onmogelijk. Waak er dan op ten minste voor dat je niet gaat overtuigen. Hierdoor zal je waarschijnlijk alleen maar meer weerstand van je discussiepartners terugkrijgen, waarin zij nog feller hun identiteit verdedigen14.

Ben je juist de ontvanger van een advies of ben je de voedingsleek die alle voedingsfeiten moet slikken? Applaus voor je kritische blik, de vragen die je stelt en de moed om je zorgen te tonen. Blijf vooral kritisch, maar wees je er van bewust dat je misschien meer je identiteit aan het verdedigen bent dan dat je het écht niet met een bewering eens bent.

Prettig gesprek gewenst!

Bron

  1. Van Dale. Verkregen op 15 november 2016
  2. Free Dictionary. Verkregen op 15 november 2016
  3. Van Dale. Verkregen op 15 november 2016
  4. Free Dictionary. Verkregen op 15 november 2016
  5. Te Molder, H. (2009). Discourse theory and analysis. In Encyclopedia of communication theory (pp. 312-316). Londen, England: Sage.
  6. Te Molder, H. (2008). Discursive psychology The International Encyclopedia of Communication (Vol. IV, pp. 1370-1372). Oxford, UK and Malden: MA: Wiley-Blackwell.
  7. Heritage, J., & Sefi, S. (1992). Dilemmas of advice: Aspects of the delivery and reception of advice in interactions between health visitors and first-time mothers. Talk at work: Interaction in institutional settings, 359, 417.
  8. Free Dictionary. Verkregen op 16 november 2016
  9. Hepburn, A., Wilkinson, S., & Butler, C. W. (2014). Intervening with conversation analysis in telephone helpline services: Strategies to improve effectiveness. Research on Language and Social Interaction, 47(3), 239-254.
  10. Vehvilainen, S. (2001). Evaluative advice in educational counseling: The use of disagreement in the” stepwise entry” to advice. Research on Language and Social Interaction, 34(3), 371-398.
  11. Shaw, C., & Hepburn, A. (2013). Managing the moral implications of advice in informal interaction. Research on Language and Social Interaction, 46(4), 344-362
  12. Swierstra, T., & te Molder, H. (2012). Risk and soft impacts. InHandbook of risk theory (pp. 1049-1066). Springer Netherlands.
  13. Vermeulen, M. (2014, donderdag, 28 augustus). Wetenschap roept achterdochtige reacties van het publiek over zichzelf af. De volkskrant, p. 21. Geraadpleegd op: file:///C:/Users/Alyanne/Downloads/Hedwig_te_Molder%20(1).pdf
  14. Keulemans, M. (2016, zaterdag, 19 november). Hoe om te gaan met de prikweigeraar? De Volkskrant, 4-5.