Onze wereld van voeding is steeds groter en complexer geworden. Begonnen we lang geleden met ‘genoeg’ als belangrijkste streven, daarna kwam ‘lekker’, vervolgens ‘gezond’ en inmiddels kan het ook nog ‘duurzaam’ zijn. Het is met onze simpele hersenen – die toch vrij primair reageren op eten – lastig geworden al die eigenschappen van voeding te respecteren in een bezoek aan de supermarkt. En zo kan het dat we aan de ene kant de natuur hoog waarderen, en aan de andere kant toch paling blijven eten en koekjes met palmolie kopen.
Het EAT-Lancet rapport gaat hier op in en probeert als een van de eerste grote initiatieven lekker, met gezond en duurzaamheid te verbinden. Maar gedacht vanuit onze beperkte belevingswereld rondom voeding is het niet zo gek dat ze weerstand krijgen. Volgens de critici zou het te extreem zijn, en, ondanks het goede onderzoek van deze groep, niet duurzaam genoeg.
Volgens de critici zou het EAT-Lancet rapport te extreem zijn.
Er is veel over het rapport te zeggen, maar het schrijft absoluut geen extreem eetpatroon voor. Je mag zelfs eten wat je wil; er is ruimte voor aardappelen maar ook quinoa, vlees maar ook tempeh, eieren maar ook sojabonen, en groenten maar ook snoep. Alleen de aanbevolen hoeveelheden zijn wat aangepast. Overigens niet heel veel: deze adviezen werden in 1958 al min of meer gegeven en ze lijken alleen maar extreem omdat we er nog steeds niet aan voldoen.
Toen ik de kritiek op het EAT-Lancet rapport las moest ik denken aan Stephen Covey’s Seven habits of highly effective people, en de boodschap daarin die bij mij het meest is blijven hangen. Er is volgens Covey namelijk altijd een win-win uitkomst te bedenken. Zelfs wanneer je in eerste instantie denkt dat belangen nooit verenigbaar zijn, zoals een lekker, duurzaam EN gezond eetpatroon is er altijd wel een win-win-win uit te halen als je verder kijkt dan ons beperkte blikveld.
Ik denk dat er altijd een win-win-win uit te halen is!
We kunnen ons meestal verschuilen achter onze kleine belevingswereld met makkelijke overtuigingen: lekker is altijd ongezond, ik moet elke dag vlees, duurzaam eten is altijd vies of duur. De win-win-win benadering is in discussies dan ook ver te zoeken omdat mensen vaak (onbewust) een gepolariseerd standpunt innemen. Maar als ik de vraag stel of mensen graag lekker EN gezond EN duurzaam willen eten, dan is hun antwoord toch altijd ja. En logisch ook; waarom zou je bewust voor een situatie kiezen waarin de natuur het nakijken heeft of onze gezondheid het verliest?
De kracht van het EAT-Lancet rapport is dat het je, net als Covey, aan het denken zet over win-win oplossingen, en laat zien dat voedselvraagstukken zelden gepolariseerd zijn. Door foto’s van heerlijke maaltijden wordt het snel duidelijk dat die win-win-win situatie op vele manieren haalbaar is. Dat je een fantastisch stukje varkensvlees kunt eten, alleen niet elke dag. Dat je eten echt niet minder lekker wordt als je er een maaltijdsalade bol met groenten van maakt of een koekje weglaat. En dat je met zo’n smuldieet niet alleen zelf gezonder wordt, maar ook nog eens de wereld een handje kunt helpen.
Misschien komt de kritiek ook wel niet omdat het rapport slecht zou zijn, maar uit het ongemak dat we voelen als onze gemakkelijke overtuigingen niet juist blijken – cognitieve dissonantie. Het rapport pakt de ongrijpbare, wereldwijde dynamiek van de voedselketen en reduceert het tot iets dat wel in onze belevingswereld past: een gerecht. Een betere voedselvoorziening komt daarmee (deels) op het bord van de consument. De boodschap dat wij daar met wat gedragsaanpassingen zelf een belangrijke rol in kunnen spelen is lastig te verteren.
Deze column verscheen eerder in VORK magazine en is geschreven in samenwerking met Stephan van Duin.
Geef een reactie